En een avontuur was het zeker! Vorige maand liepen Joey en ik van León naar Santiago de Compostela, over de bekende camino Francés. Het was in één woord: geweldig. Met ups en downs, maar dat hoort er allemaal bij. Met zon, regen, pittige klimmen, prachtige uitzichten, net zo mooie inzichten, snurkers op zaal, lekker eten en aan het eind Santiago en de welverdiende compostela’s. Dat is de korte versie. En dan nu de langere versie. Dus pak een koffie. Of een borrel. En ga er eens goed voor zitten.
De voorbereiding
De camino stond al langere tijd op mijn wensenlijstje. Wie me al even volgt heeft er ongetwijfeld iets over voorbij zien komen. Twee keer werden de plannen geannuleerd door corona. Maar nu was het eindelijk zo ver. Eindelijk ging het gebeuren! En de pret begint natuurlijk bij de voorbereiding.
De camino Francés
Er zijn meerdere wegen die naar Santiago leiden. Dus de eerste beslissing die we moesten maken was welke route we wilden lopen. Die keuze was snel gemaakt: de camino Francés. De route start in St. Jean Pied de Port bij de Franse grens. Via het binnenland van Spanje, langs Pamplona, Burgos en Léon, leidt de weg naar Santiago. Het is de meest belopen camino en telt in totaal grofweg 780 kilometer.
Over die hele route doe je dus een week of zes. Door het twee keer uitstellen was ik nog een beetje voorzichtig, dus ik had ‘maar’ vijf weken vrij gevraagd van mijn werk. Waarvan Joey in de eerste week nog ‘even’ moest afstuderen. En rekening houdend met mogelijke rustdagen, vertraging door blessures of wat voor kleine tegenslagen dan ook… Berekenden we dat een kilometer of 300 heel schappelijk was. De conclusie was dat we zouden starten in León. En dan zouden we van daaruit wel zien.
Pelgrimspaspoort? Check!
Dus we hadden een plan en een periode voor de uitvoering. Check. De volgende stap was een vlucht en de eerste overnachtingen boeken. En een efficiënte paklijst maken en alle benodigde spullen verzamelen. Dan denk je dat je als enthousiaste wandelaar alles wel hebt. Maar ik heb een hoop nieuw gekocht. Rugzak. Kleding. Waterflessen. Check. En natuurlijk een pelgrimspaspoort om onderweg stempels te verzamelen, en een jacobsschelp waarmee je herkenbaar bent als pelgrim. Alsof dat niet al uit de outfit bleek… Anyway, we waren er klaar voor!
>> Benieuwd wat ik allemaal meenam? Hier vind je mijn hele camino paklijst.
Op naar León!
4 juni. Of eigenlijk 5 juni. Yes, there we go! We pakken de laatste trein naar Schiphol. Door alle heisa over de drukte op Schiphol ben ik als de dood dat we onze vlucht missen. Dus wachten we drie uur voor een dichte balie tot we onze ruimbagage kunnen inchecken. Ondanks de drukte loopt het bij de douane aardig door en zitten we ruim op tijd bij onze gate. Ik maakte me druk om niks dus. Gelukkig.
We vliegen op Madrid en nemen vanaf daar de bus naar León. Vijf uur in een bus, pff… Tegen de avond stappen we uit in León. We zoeken ons hostel voor de eerste nacht op, droppen onze bagage en reppen ons rammelend naar de oude binnenstad voor bier en tapas. We zijn er!
Even landen…
6 juni. Na zo’n lange reisdag leek het ons goed eerst even te landen. Mentaal bedoel ik dan. Dus brengen we nog een dagje in León door. Even de kathedraal bezoeken. Want op een pelgrimstocht speelt het geloof ook een rol. En afhankelijk van de pelgrim kan dat een belangrijke rol zijn. Maar ook gaan we lekker eten en souvenirs bekijken die ik toch niet mee kan nemen. Nou oké, ik koop één t-shirt met ‘The camino Santiago road’ erop. Geen stofje om in te wandelen – dat weegt nu zwaarder dan mode. Er is een reden waarom outdoorkleding niet per se charmant oogt. Maar ik bedenk dat ik deze wel mooi kan dragen in de avonden.
De eerste wandeldagen (León – Astorga)
7 juni. Het gaat nu echt beginnen! Vanaf de binnenstad van León volgen we de gele pijlen, koperen grondplaatjes en borden die ons naar Santiago wijzen. Vooral de pijlen vormen een rode – pardon, gele draad in het vinden van onze weg door het Spaanse binnenland. Zoals altijd wanneer je een grote stad in of uit loopt zijn de eerste kilometers niet bijster mooi. Na de buitenwijken volgen kilometers industrie. De route is recht, vlak en loopt een groot deel van de tijd langs een weg. We kunnen daardoor wel meters maken en lopen maar liefst 27 kilometer. Hoppa! De kop is eraf!
In San Martín del Camino hadden we een albergue geboekt. Nog één avondje op safe spelen voor we op de bonnefooi gaan lopen. We delen een kleine slaapzaal met maar één andere pelgrim. Bij de gezamenlijke maaltijd ‘s avonds kijken we nog een beetje de kat uit de boom. Maar we vermaken ons prima. We zitten lekker op het terras met sangria en een boek. Ook leren we dat ze hier niet doen aan melk bij de koffie, en dat gewone koffie hier espresso is. Even omschakelen. De komende weken bestaat onze vaste bestelling uit een americano en een café con leche.
Privé-stapelbed met uitzicht
De volgende dag lopen we over het laatste relatief vlakke stuk. Vanaf de hoogvlakte zien we de bergen in de verte liggen. We genieten van de bloemen onderweg. Er bloeit veel brem, lavendel en klaprozen. Net voor Astorga zien we een groot reclamebord van een albergue naast de kathedraal. Maar als we daar aankomen hangt er een te koop-bord aan de gevel. Dat is balen. Dus lopen we terug naar de grote albergue aan de rand van de stad. We vragen om twee bedden, en krijgen een ‘slaapzaal’ voor twee. Romantisch, een privékamer met een stapelbed en zonder slot op de deur… Maar het uitzicht is fantastisch!
Een kaarsje in de mooiste kathedraal
We doen voor het eerst een handwas en hangen het te drogen in onze privé suite. Daarna gaan we Astorga verkennen. Die kathedraal is van buiten zó mooi, die moet ik ook van binnen bekijken! De kathedraal-annex-museum-annex-klooster is echt de moeite waard. En ze hebben zelfs een Nederlandstalige audiotour. Ik ben onder de indruk. In de kathedraal steek ik een kaarsje aan. Voor het eerst, want een muntje inwerpen om een lampje aan te steken, daar doe ik niet aan. Ik denk aan de mensen voor wie ik het kaarsje opsteek – een hele rits, wat waarschijnlijk niet volgens katholiek gebruik is. Maar ik ben dan ook niet katholiek. Ik wordt er stil en zelfs een beetje emotioneel van.
Na een moment van bezinning is het tijd voor eten. Wat zou het ook, we gaan lekker naar de Irish pub en gaan aan de Guinness. Cheers!
Berggeit gezocht (Astorga – Sarria)
9 juni. We lopen Astorga uit vergezeld van een heerlijk ochtendzonnetje. Langzaam klimmen we tot een hoogte van 1150 meter. Hoewel, langzaam? Er zit een pittig klimmetje bij. Een voorproefje van de komende dagen.
Om één uur komen we aan in Rabanal del Camino. We vallen binnen bij een albergue die net open gaat en ik ben direct verliefd. Kruidentuintje, grote binnentuin, om vier uur thee voor alle pelgrims. En een enthousiaste Engelsman en twee Australiërs die de boel runnen. I love it! Aan het eind van de middag belanden we op het terras met een Nederlandse medepelgrim. Het wordt zo gezellig dat we de pelgrimsmis missen. Dat vind ik wel jammer. Maar ja, volgende kerk beter. En het alternatief – bier drinken, eten en socializen – is ook zeker niet vervelend.
Pelgrimsverhalen
Ja, over die medepelgrims. Ik ga niet alle mooie ontmoetingen uitschrijven. Dat zou een boekwerk worden! Maar het contact met de andere wandelaars was wat mij betreft wel één van de meest waardevolle ervaringen op de camino. Zonder de medepelgrims zou deze blog niet compleet zijn. Hun verhalen en ervaringen gaven ook kleur aan ons camino-verhaal en vormden soms stof tot nadenken.
Zo liepen we een tijdje op met een gezellige, nuchtere Hagenees die voor de elfde keer de camino liep. Hij kon ons veel uit eerdere ervaringen vertellen. Maar ook met een vrome Rotterdammer die na twintig jaar eindelijk zijn tocht naar Santiago zou gaan voltooien. Zijn optimisme en verwondering over de schoonheid van de wereld om ons heen werkte aanstekelijk. We trokken op met een Duitse die na haar masterstudie nog twee maandjes over had en besloot de camino te lopen. En met twee Amerikaanse schoolvriendinnen die ons kaartspelletjes leerden en wij hen. En zo was er nog een rits medepelgrims met wie we opliepen, samen aten, dronken, slaapzalen en lief en leed deelden en ervaringen uitwisselden.
Concert op niveau
Terug naar de route. De ochtend na Rabanal volgt de klim naar Cruz de Ferro. Bij dit kruis op de Montes de León laten pelgrims een van thuis meegebracht steentje achter. Het staat symbool voor dat wat je achter wilt laten op de camino. We beklimmen de berg, een aardig klimmetje met steeds mooiere uitzichten. En op een vlak stuk staan we ineens voor het kruis. Opeens is het daar, vlak naast een weg. Door de omringende bomen zie ik hier geen mooi uitzicht. Ik zie wel een hoop stenen met een kruis erop. En een hoop pelgrims waarvan een paar in de rij staan om gefotografeerd te worden terwijl ze hun steentje aan de hoop toevoegen. Wat ik zie strookt niet met het beeld wat ik van het kruis had en het past in mijn ogen niet bij de symboliek van deze plek. Maar ik zet me snel over de lichte teleurstelling heen, en we sluiten bij de rij aan om onze steentjes ook bij het kruis te leggen. We maken er toch een mooi momentje van.
Een stukje verderop hebben we wel een mooi uitzicht. En een soort foodtruck met picknicktafels. Onder een parasol staat een gitarist liedjes te spelen. Tussen het zingen door wenst hij elke voorbijganger een ‘buen camino’. Ik bedenk dat deze man met zijn muziek de top heeft bereikt – in de meest letterlijke zin. We gaan met een versgeperste sinaasappelsap aan een picknicktafel zitten en genieten van het live optreden op niveau.
Zonsondergang in de bergen
En toen kwam de afdaling. O boy! Geen schaduw, alleen maar een steil rotspaadje naar beneden. Zes kilometer lang. Mijn knieën beginnen te zeuren. Ik begin te zeuren. En te vloeken. En dan zien we eindelijk het volgende dorp. Aan de rand van het dorp zitten de Amerikaanse vriendinnen vanaf een terras naar ons te zwaaien. ‘Joey, zwaai jij even terug. Ik heb er de puf niet voor’, is het enige wat ik zeg terwijl we doorlopen. Albergue. Als ik maar een bed heb en kan bijtanken, dan ga ik daarna wel weer gezellig doen.
We komen uit bij een nieuwe, moderne mega-albergue. Met zwembad. En een fantastisch uitzicht op de bergen, wat in de avond nog mooier zou worden met een geweldige zonsondergang. We hebben geen zwemkleding bij ons. Maar alle kleding is sneldrogend, dus ik neem een duik in mijn ondergoed met een shirt erover. Ja, we delen een slaapkamer met nog een ander stel. Maar afgezien van dat kon ik nooit bedenken dat ik zo luxe zou overnachten voor maar €12. Na vandaag voelt deze plek als een beloning.
Siësta
Er volgt een daaldag. We lopen verder het dal in. En we voelen de eerste spetters. Genoeg om voor het eerst de regenjassen tevoorschijn te halen, maar niet genoeg om echt nat van te worden. Bij Ponferrada zijn mijn knieën het echt zat. We trakteren onszelf op een privékamer in een modern hostel en bezoeken daarna het oude tempelierskasteel. We smelten bijna van de kantelen, zo warm is het. Dus daarna haasten we ons naar een terras voor bier en tapas. Joey valt bijna in slaap boven zijn bord. Tijd voor siësta! De eerste dagen vond ik het maar raar dat anderen ‘s middags op hun bed bleven liggen. Maar ik begin het te begrijpen. Als je dagen achter elkaar zo’n 20 kilometer loopt voor de lunch, dan ben je op den duur gesloopt.
In de avond wonen we voor het eerst een pelgrimsmis bij in de basiliek. We verstaan geen woord van de mis dus we volgen braaf de bewegingen van de andere kerkgangers. Staan, zitten, staan, zitten, hostie halen en weer zitten. Aan het eind van de mis worden alle pelgrims naar voren geroepen om de pelgrimszegen in ontvangst te nemen. Dat is toch wel even een bijzonder moment. Daarna krijgen we een stempel in ons pelgrimspaspoort. Ook heel belangrijk.
Mentale pieken en dalen
We lopen nog twee dagen door het dal, in de wijnstrijk El Bierzo. Op de eerste dag maken we een inschattingsfout. Bij een kruising kiezen we voor de mooie route in plaats van de standaard route. Wanneer we bij een dorpje aankomen denken we dat we bij het plaatsje zijn waar we wilden overnachten. We vullen geen water bij, we gaan nu toch op zoek naar een albergue. Maar dan lopen we het dorp weer uit. Was dit het? We ontdekken dat we nog vijf kilometer moeten. Tussen de wijnvelden. Zonder schaduw. In 30+ graden. Ik ben op. En ons water is op. Na een tijdje heb ik het niet meer. Ik sta huilend langs de kant van de mooie route. Als we eindelijk het dorp inlopen vallen we de eerste de beste albergue binnen. De enthousiaste hospitalero komt gelijk met glazen water aanzetten. Water proefde nog nooit zo goed!
De tweede dag door het dal lopen we kilometerslang langs de weg. Voor de verandering hebben we onze overnachtingsplek gereserveerd, in het laatste dorpje in het dal. Bij aankomst ben ik blij met onze keuze. Het is een kleine, mooie albergue en het zit verder al helemaal vol. Na een douche installeer in me in de groene binnentuin in één van de hangmatten voor een middagdutje. Op de achtergrond hoor ik een fonteintje en koeienbellen. Dit is het goede leven. Joey gaat ondertussen pootjebaden in het beekje met de Amerikanen. We hebben een gezamenlijke maaltijd in de albergue, met kerriesoep en salade. Eindelijk weer groente! Dat helpt ons wel om op te laden voor de uitdaging van morgen.
De klim naar O Cebreiro
De laatste dagen hoorden we veel over de klim naar O Cebreiro. Het is kennelijk een vrij pittige klim. Sommigen kiezen ervoor om hun rugzak naar de top te laten vervoeren. Anderen laten ook zichzelf op een paard naar boven brengen. Maar wij gaan gewoon te voet met onze rugzak op. Misschien dat het komt omdat ik me zo had ingesteld op een hele zware dag, maar uiteindelijk viel het me mee. Voetje voor voetje, puffend en zwetend en met af en toe een stop onder de het mom van ‘even van het uitzicht genieten’ kwamen we boven. We stonden nog na te hijgen toen onze Rotterdamse vriend naar boven kwam. ‘Jeetje, wat een mooie tocht hè?’, zei hij. Vond hij het dan niet ook een zware klim? ‘Jawel, maar afzien hoort erbij op de camino.’ Hij had het niet beter kunnen zeggen.
We overnachten een stukje verderop, in Alto do Poio. Onze slechtste overnachtingskeus van de camino. Het ruikt er chemisch, zit vol vliegen en de pup van de eigenaar scheurt mijn jurkje, het enige niet-wandelkledingstuk dat ik bij me heb. We zijn blij als we de volgende dag weg kunnen. We dalen af naar Triacastela, waar we wel een leuke overnachtingsplek vinden. Niets bijzonders, maar wel schoon. Daar zorgt de hospitalera wel voor! Ze laat je rustig bij de balie wachten omdat ze nog even de wc staat te poetsen en is de hele middag druk bezig om voor iedereen wasjes te draaien. Wat is het fijn om je kleding even goed te laten wassen door een machine en met fatsoenlijk wasmiddel. Over het waarderen van kleine dingen gesproken… We brengen de middag en avond door op het terras, alleen onderbroken door een bezoek aan de pelgrimsmis in het kerkje.
Hippie break
De volgende dag lopen we naar Sarria. Vanaf Triacastela gaat de bewegwijzering via twee routes. In de camino-app zien we dat beide varianten uitkomen bij Sarria. Op goed geluk kiezen we een kant. Kennelijk kiezen we de heuvelachtige variant. Mooi, maar ook wat zwaarder. We pauzeren bij een mooie donativo, een initiatief van een particulier waar je iets te eten of te drinken kunt krijgen voor een zelf te kiezen bijdrage. Het oogt een beetje hippieachtig. Er staan banken onder een overkapping. Ik krijg koffie in een conservenpotje. En de wc is een stoel met een gat erin achter een muurtje aan de rand van de moestuin. Dan lopen we door naar Sarria.
De laatste fase (Sarria – San Marcos)
17 juni. Vanaf Sarria is het nog ongeveer 100 kilometer naar Santiago. Dat is de minimale afstand die je moet lopen voor je compostela, en daarom is Sarria een populaire startplek. Het is dan ook drukker op de camino, dat valt niet te ontkennen. Maar het gros van de tijd is het niet storend. Nog steeds zijn er momenten dat je geen andere pelgrims ziet.
Lopen door Galicië
Ook de omgeving is veranderd. Vlak voor O Cebreiro zijn we de grens van Galicië overgestoken. Het is groener. Natter. Dagelijks moeten we nu wel onze regenjassen tevoorschijn halen. Er zijn meer boeren in deze regio. Regelmatig moeten we koeienvlaaien ontwijken en een enkele keer moeten we aan de kant omdat er een kudde door het dorp heen komt. We komen door verlaten dorpjes. Aan de rijkelijk bloeiende tuintjes zien we precies waar nog wel iemand woont. Ik zie hortensia’s en fuchsia’s die groter zijn dan ikzelf. Zo mooi! We lopen vaker door het bos. Met regelmaat eucalyptusbos, wat je bij vlagen ook echt kunt ruiken.
Als de vele pelgrims het nog niet duidelijk maakten, dan doet de omgeving het wel: we zitten in een nieuwe fase van de camino. De laatste fase.
Waarom loop je de camino?
Het is nog zes dagen lopen voordat we vanaf Monto do Gozo een eerste glimp van de kathedraal van Santiago kunnen zien. Niet alleen de omgeving is anders, maar ook de mensen. We hebben minder contact met andere pelgrims. De bekenden waar we eerder gelijk mee op liepen zien we bijna niet meer. We zijn meer op onszelf. De dagen vloeien min of meer in elkaar over. Met ruim 200 kilometer in de benen en een omgeving die minder spectaculair is, is er meer ruimte om na te denken. De gesprekken worden diepzinniger. Soms zelfs bijna filosofisch.
Mijn gedachten gaan terug naar waarom ik de camino wilde lopen. En of die reden in de loop van de tijd veranderd is. We hebben het over wat we mee willen nemen van de camino. Inzichten, leermomenten. Oorspronkelijk was de camino voor mij een bucketlist-dingetje, een mooi avontuur. En dat is het ook, nog steeds. Maar gaandeweg is het geloofs- en spirituele aspect ook meer mee gaan tellen. Dit zal voor elke pelgrim natuurlijk anders zijn. Voor mij zijn het geen grootse, levens veranderende ontwikkelingen. Maar het is duidelijk dat de camino iets teweeg brengt.
Aankomst in Santiago de Compostela
23 juni. We hebben overnacht op de Monto do Gozo, vlak voor Santiago. Fris beginnen we aan de laatste kilometers. Het zijn redelijk saaie kilometers. Maar dat heb je met een stad. Door de buitenwijken lopen we naar de binnenstad. Het is acht uur in de ochtend als we voor de kathedraal staan. Het eindpunt van de camino. Ons doel van de afgelopen weken. Het is mooi. Het is raar. Het plein is nog vrijwel verlaten. We gaan rustig aan de rand van het plein om ons heen zitten kijken. Ik maak een half uurtje foto’s van de kathedraal en selfies van Joey en mij. We did it!
Dan gaan we op zoek naar het pelgrimskantoor. De gele pijlen hebben ons wekenlang naar de kathedraal geleid, maar nu hebben we Google Maps nodig om de plek te vinden waar we onze compostela in ontvangst kunnen nemen. Als het papierwerk rond is en we onze compostela’s in handen hebben gaan we koffie drinken bij de Huiskamer van de Lage Landen, op de eerste etage in het pelgrimskantoor. Daar horen twee Nederlandse vrijwilligers met liefde onze verhalen aan en geven tips voor de terugreis.
Verblijf in Santiago
Maar we gaan nog niet naar huis. We zijn er net, en we willen nog even genieten van Santiago. We blijven nog twee dagen. Uiteraard bezoeken we de pelgrimsmis in de kathedraal. Het is vol. Mensen zitten langs de zijkant omdat alle stoelen en banken bezet zijn. Beveiligers roepen regelmatig ‘no photo’s!’. Daar wordt redelijk naar geluisterd. Maar als ze aan het eind van de mis met het indrukwekkende wierookvat gaan zwaaien wordt er ongegeneerd gefilmd en gefotografeerd. Het is een belevenis op zich, en het laatste onderdeel van de camino-reis.
We struinen wat door de stad en bezoeken een paar musea. Waaronder uiteraard het pelgrimsmuseum. We hoeven niet meer te lopen met onze rugzak, wat betekent dat ik los mag gaan met souvenirtjes. Ik kies een Spaanstalig stripboek over de camino. Dan kan ik thuis mijn Spaans oefenen voor de volgende camino. Wacht, wat? Hebben we het nu al over een volgende camino-tocht? Kennelijk. Joey en ik zijn het erover eens. Dit was gaaf, dit was bijzonder. Dit willen we nog een keer doen. Niet per se volgend jaar of het jaar erop. Maar we komen een keer terug naar Santiago. Te voet.
Terugreis
26 juni. Het is tijd voor de terugreis. Uiteindelijk gaan we met de bus. Niet de meest comfortabele optie, maar wel redelijk budget-vriendelijk. We hebben een overstap in Parijs, waar we de tijd hebben voor een snel ontbijtje. Kunnen we op de valreep ook zeggen dat we samen in Parijs zijn geweest. Niet dat we echt iets van de stad kunnen zien, maar toch. In totaal 32 uur later komen we aan in Amsterdam, waar mijn ouders ons staan op te wachten. Hoe we het hebben gehad? Geweldig!
Ben je na dit hele verhaal benieuwd naar meer? Hou dan de blog in de gaten voor meer verhalen. Of volg me op Instagram voor inspiratie en updates. Opmerken, vragen of tips? Vertel het in de reacties hieronder!
Mooi verhaal Lindsey! Natuurlijk heel herkenbaar voor mij, gaat ook echt weer leven bij het lezen van jouw verhaal.
Ga ook zeker een keer het stuk van St.JeanPieddePort naar Leon lopen!Minstens zo inspirerend, want het onderweg zijn is het mooiste!
Hartelijke groet, Frieda